Wi-Fi®
Gebruik Wi-Fi®-verbindingen om op internet te surfen, applicaties te downloaden of e-
mails te versturen en te ontvangen. Wanneer u verbinding hebt gemaakt met een Wi-
Fi®-netwerk, onthoudt uw apparaat het netwerk en maakt hier de volgende keer als u in
de buurt bent automatisch verbinding mee.
Sommige Wi-Fi®-netwerken vereisen dat u inlogt bij een webpagina voordat u toegang
krijgt. Neem contact op met de betreffende Wi-Fi®-netwerkbeheerder voor meer
informatie.
26
Dit is een internetversie van deze publicatie. © Uitsluitend voor privégebruik afdrukken.
De signaalsterkte van Wi-Fi®-netwerken kan variëren. Door dichter naar het Wi-Fi®-
toegangspunt te gaan, wordt de signaalsterkte verhoogd.
Beschikbare Wi-Fi®-netwerken kunnen open of beveiligd zijn:
•
Open netwerken worden aangeduid met naast de naam van het Wi-Fi®-netwerk.
•
Beveiligde netwerken worden aangeduid met naast de naam van het Wi-Fi®-netwerk.
Sommige Wi-Fi®-netwerken worden niet weergegeven in de lijst met beschikbare netwerken
omdat ze hun netwerknaam (SSID) niet uitzenden. Als u de naam van het netwerk kent, kunt u
het handmatig toevoegen aan uw lijst met beschikbare Wi-Fi®-netwerken.
Wi-Fi® inschakelen
1
Tik vanaf het Startscherm op .
2
Ga naar en tik op
Instellingen.
3
Sleep de schuif naast
Wi-Fi naar rechts om de functie Wi-Fi® in te schakelen.
Het kan een paar seconden duren voordat Wi-Fi® is ingeschakeld.
Automatisch verbinding maken met een Wi-Fi®-netwerk
1
Tik vanaf het Startscherm op .
2
Ga naar en tik op
Instellingen.
3
Tik op
Wi-Fi. Alle beschikbare Wi-Fi®-netwerken worden weergegeven.
4
Tik op een Wi-Fi®-netwerk om daar verbinding mee te maken. Voor beveiligde
netwerken voert u het desbetreffende wachtwoord in. wordt weergegeven in de
statusbalk wanneer u bent verbonden.
Wilt u naar nieuwe beschikbare netwerken zoeken, tik dan op en vervolgens op
Scannen.
Een Wi-Fi®-netwerk handmatig toevoegen
1
Tik in het Startscherm op .
2
Ga naar en tik op
Instellingen > Wi-Fi.
3
Tik op .
4
Voer de
SSID van netwerkinformatie in.
5
Tik op het veld
Beveiliging om een beveiligingstype te selecteren.
6
Voer zo nodig een wachtwoord in.
7
Om een aantal geavanceerde opties zoals proxy- en IP-instellingen te bewerken,
markeert u het selectievakje
Geavanceerde opties weergeven en bewerkt u naar
wens.
8
Tik op
Opslaan.
Neem contact op met uw Wi-Fi®-netwerkbeheerder om de SSID van het netwerk en het
wachtwoord te krijgen.
Wi-Fi®-instellingen
Wanneer u bent verbonden met een Wi-Fi®-netwerk of wanneer er Wi-Fi®-netwerken
beschikbaar zijn in uw omgeving, kunt u de status van deze WLAN-netwerken bekijken.
U kunt op uw apparaat instellen dat u een melding ontvangt wanneer er een open Wi-
Fi®-netwerk wordt gedetecteerd.
Als u niet bent verbonden met een Wi-Fi®-netwerk, wordt op uw apparaat een mobiele
gegevensverbinding gebruikt voor internettoegang (indien u een mobiele
gegevensverbinding hebt ingesteld en ingeschakeld op uw apparaat). Door een Wi-Fi®-
slaapstandbeleid toe te voegen, kunt u kiezen wanneer u wilt overschakelen van Wi-Fi®
naar mobiele gegevens.
Meldingen van het Wi-Fi®-netwerk inschakelen
1
Schakel Wi-Fi® in als dat nog niet het geval was.
2
Tik op het Startscherm op .
3
Ga naar en tik op
Instellingen > Wi-Fi.
4
Druk op .
5
Tik op
Geavanceerd.
6
Schakel het selectievakje
Netwerkmelding in.
27
Dit is een internetversie van deze publicatie. © Uitsluitend voor privégebruik afdrukken.
Gedetailleerde informatie over een verbonden Wi-Fi®-netwerk weergeven
1
Tik op het Startscherm op .
2
Ga naar en tik op
Instellingen > Wi-Fi.
3
Tik op het Wi-Fi®-netwerk waarmee u momenteel bent verbonden. Er wordt
gedetailleerde informatie over het netwerk weergegeven.
Een Wi-Fi®-slaapbeleid toevoegen
1
Tik op het Startscherm op .
2
Ga naar en tik op
Instellingen > Wi-Fi.
3
Druk op .
4
Tik op
Geavanceerd.
5
Tik op
Wi-Fi behouden in slaapstand.
6
Selecteer een optie.